Niewe alinea

We doen het samen

Preventie- en integriteitsbeleid: Reglement ongewenst gedrag


Begripsomschrijvingen


In dit reglement wordt verstaan onder:

  1. beklaagde, de persoon tegen wie als gevolg van dit reglement de melding is gericht en/of een onderzoek loopt dan wel aan wie door het bestuur een ordemaatregel is opgelegd;
  2. begeleider, iedere persoon die een lid of een team van DHC in de ruimste zin van het woord begeleidt en/of voor die begeleiding verantwoordelijk is (waaronder in ieder geval begrepen het trainen, coachen en/of verzorgen op en/of rondom de plaats waar de sportbeoefening en/of de voorbereiding daarop plaatsvindt);
  3. bestuur, het orgaan als bedoeld in artikel 11 van de statuten van DHC;
  4. betrokkene, iemand die (mogelijk) het slachtoffer is geworden van ongewenst gedrag;
  5. melder, een persoon – of de (wettelijk) vertegenwoordiger daarvan – die is geconfronteerd met of een redelijk vermoeden heeft van ongewenst gedrag en die daarvan een melding doet;
  6. huishoudelijk reglement van DHC, het door het bestuur en algemene ledenvergadering van DHC vastgestelde Huishoudelijk reglement DHC, waarin zijn vastgelegd de gedrag- en spelregels die gelden op en rond de accommodatie van DHC;
  7. KNHB, de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond;
  8. commissie sportiviteit & respect, de door het bestuur ingestelde commissie sportiviteit & respect als bedoeld in artikel 3 van dit reglement;
  9. melding, een melding van of klacht over ongewenst gedrag bij de commissie sportiviteit & respect;
  10. partijen, melder, betrokkene en beklaagde;
  11. sportbeoefening, de sportactiviteiten zelf en alle activiteiten die een directe relatie met die sportactiviteiten hebben;
  12. statuten, de statuten van DHC;
  13. DHC, de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid DHC;
  14. vertrouwenspersoon, ieder persoon die door betrokkene of partijen als zodanig is aangezocht en die hun in verband met een melding of de indiening daarvan met advies en hulp bij staat;
  15. wedstrijd, veldhockeywedstrijd, zaalhockeywedstrijd en/of rolstoelhockeywedstrijd van een team van DHC, gespeeld tijdens de competitie dan wel in oefenverband;


Artikel 1 Algemene bepalingen


Artikel 1.1 - Toepasselijkheid Reglement ongewenst gedrag


  1. De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op:
  2. leden en jeugdleden van DHC als genoemd in artikel 4a van de statuten respectievelijk artikel 2 van het huishoudelijk reglement;
  3. personen die zich aan de statuten, reglementen en besluiten van DHC hebben onderworpen;
  4. personen die binnen DHC als (betaald) medewerker, begeleider of functionaris werkzaamheden verrichten of als vrijwilliger taken vervullen.
  5. Dit reglement is ook van toepassing als een lid door DHC is geschorst of is ontzet uit zijn lidmaatschap.
  6. Waar in dit reglement wordt gesproken van “leden”, worden hieronder alle in lid 1 bedoelde personen verstaan.
  7. Het in dit reglement bedoelde ongewenst gedrag heeft betrekking op ongewenst gedrag dat heeft plaatsgevonden in relatie tot beoefening van activiteiten binnen het verband van DHC. Van ongewenst gedrag is eveneens sprake wanneer betrokkene dan wel de degene die het ongewenste gedrag ondergaat, ook buiten DHC ten opzichte van de beklaagde verkeert in een afhankelijkheidsrelatie die ontstaan is binnen het verband en/of de activiteiten van DHC.


Artikel 1.2 - Juridische procedure


  1. Behandeling van een melding van ongewenst gedrag door de commissie sportiviteit & respect sluit een strafrechtelijke en/of civielrechtelijke procedure en/of een op grond van regelgeving van de KNHB gevoerde tuchtrechtelijke procedure niet uit. Vice versa geldt hetzelfde: één van de hiervoor genoemde juridische procedures sluit behandeling van een melding op grond van dit reglement niet uit.


Artikel 2 Grond voor een melding: ongewenst gedrag


Artikel 2.1 - Ongewenst gedrag


  1. Van ongewenst gedrag is sprake:
  2. bij gedrag – in welke uitingsvorm dan ook – dat door degene die het ondergaat als ongewenst wordt ervaren. Hieronder vallen in ieder geval:
  3. verbaal of fysiek agressief gedrag jegens personen, waaronder zijn begrepen pesten, schelden, intimideren en het uiten van bedreigingen;
  4. discriminatie op grond van ras, huidskleur, levensovertuiging, geslacht of seksuele geaardheid;
  5. seksuele intimidatie, zoals hierna omschreven in artikel 2.2. en 2.3.
  6. in geval van ernstige of herhaalde overtreding van de huisregels van DHC, waaronder in ieder geval zijn begrepen vandalisme en agressie en voorts wangedrag van spelers, begeleiders dan wel toeschouwers tijdens en rondom wedstrijden en trainingen van een team van DHC.
  7. indien een lid tijdens een wedstrijd door een scheidsrechter met een gele of rode kaart uit het veld gestuurd wordt.


Artikel 2.2 - Seksuele intimidatie


  1. Onder seksuele intimidatie wordt verstaan: enige vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele duiding of strekking dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd.
  2. Onder seksuele intimidatie, zoals in lid 1 omschreven, zijn begrepen de in de artikelen 239 t/m 250 (Titel XIV: Misdrijven tegen de zeden) van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde feiten.
  3. Voor begeleiders gelden ten aanzien van seksuele intimidatie ook de hierna in artikel 2.3. genoemde gedragsregels.


Artikel 2.3 - Gedragsregels voor begeleiders


Met betrekking tot begeleiders hanteert DHC – in navolging van en gelijk aan de KNHB – de volgende

gedragsregels:

  1. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de sporter zich veilig voelt te verkeren. In het kader van deze norm wordt als een overtreding beschouwd:
  2. het niet onmiddellijk stoppen (of doen laten stoppen) door feitelijke interventie van een klaarblijkelijke vorm van seksuele intimidatie waarvan de begeleider getuige van is of waarvan hij op de hoogte wordt gesteld;
  3. het participeren in vormen van seksuele intimidatie of aanmoedigen van anderen daartoe;
  4. het door de begeleider in woord of gedrag scheppen van een seksueel of erotisch geladen sfeer (door woord, gedrag, vertoning filmbeelden, aankleding omgeving) of aan het voortbestaan daarvan een bijdrage leveren;
  5. het door de begeleider op niet-functionele wijze bekijken van de sporter waarbij de aandacht is gericht op de geslachtskenmerken;
  6. het door de begeleider met seksueel gedrag ingaan op verliefde gevoelens, seksuele verlangens of fantasieën van een minderjarige sporter;
  7. het achterwege laten van hulp aan een slachtoffer of slachtoffers van een incident dat valt onder seksuele intimidatie;
  8. het niet of onvoldoende uitoefenen van begeleiderstaken rondom en tijdens een sportactiviteit waardoor gelegenheid ontstaat voor vormen van seksuele intimidatie, die met het juist uitvoeren van de begeleiderstaken hadden kunnen worden voorkomen.
  9. De begeleider onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn waardigheid aantast en verder in het privéleven van de sporter door te dringen dan nodig is voor het gezamenlijk gestelde doel. De begeleider zal tijdens training(stages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect omgaan met de sporter in de ruimten waarin de sporter zich bevindt, zoals de kleedkamer of de hotelkamer. In het kader van deze normen wordt onder meer als overtreding beschouwd:
  10. het door de begeleider uitoefenen van dwang of op enigerlei wijze gebruik maken van het machtsverschil dat bestaat tussen hem en de sporter, met het kennelijke oogmerk de sporter tot seksuele handelingen te dwingen, daartoe te verleiden of over te halen, of die te dulden;
  11. het aangaan van een seksuele relatie met een minderjarige sporter met wie de begeleider op basis van kenmerken zoals leeftijdsverschil, status, positie, sportrelatie (bijv. coach-sporter, fysiotherapeut-sporter) in een machtsongelijke relatie staat;
  12. het zich onnodig en/of zonder toestemming van de sporter bevinden in of het naar binnen kijken/gluren in ruimtes die door de sporter worden gebruikt als privéruimtes, zoals douches, kleedkamers, toiletten, hotelkamers, kampeertenten en soortgelijke ruimtes, waarin de sporter mag veronderstellen zich te kunnen gedragen als ware hij alleen en ongezien;
  13. het door de begeleider verrichten van sporttechnische fysieke handelingen m.b.t. de sporter die niet tot zijn bekwaamheid en taken behoren en/of op dat moment niet geboden zijn;
  14. het bij herhaling of op systematische wijze privé bij de begeleider alleen thuis of een andere afgezonderde plaats uitnodigen van een sporter, waarmee de begeleider een machtsongelijke relatie heeft, indien deze ontmoeting vanuit de begeleidingstaak niet nodig is en/of elders kan worden georganiseerd, zoals in een clubgebouw of een publieke gelegenheid;
  15. het door de begeleider op enigerlei wijze systematisch isoleren van een sporter van andere sporters en /of begeleiders of het systematisch realiseren van een één-op-één relatie tussen begeleider en sporter, zonder dat daar sporttechnische redenen voor zijn en/of zonder dat dit in overeenstemming is met kaderafspraken ter zake.
  16. Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen begeleider en de jeugdige sporter tot 16 jaar, zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik.
  17. De begeleider mag de sporter niet op een zodanige wijze aanraken dat de sporter en/of de begeleider deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten. In het kader van deze norm wordt onder meer als een overtreding beschouwd:
  18. de sporter tegen diens wens naar zich toe trekken voor aanhalen, omarmen of kussen;
  19. zich tegen de sporter aandrukken;
  20. billen, borsten, of andere erogene zones aanraken onder het mom van functionele instructie;
  21. het negeren van wensen van de sporter om (ergens) niet te worden aangeraakt, ook al betreft dit een sporttechnisch juiste wijze van aanraken;
  22. het aanraken van de sporter of fysieke handelingen verrichten die niet binnen de taakstelling van de begeleider vallen.
  23. De begeleider onthoudt zich van seksueel getinte verbale intimiteiten. In het kader van deze norm wordt als een overtreding beschouwd:
  24. grove seksueel getinte opmerkingen, schuine moppen;
  25. grapjes of ontboezemingen over andermans seksleven;
  26. (dubbelzinnige) opmerkingen met verwijzing naar iemands seksuele leven of geaardheid;
  27. niet-functionele vragen over het seksleven van de sporter;
  28. ontboezemingen over eigen seksleven of seksuele verlangens.
  29. De begeleider heeft de plicht de sporter te beschermen tegen schade en (machts)misbruik als gevolg van seksuele intimidatie. Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de begeleider verplicht met deze personen of instanties samen te werken opdat zij hun werk goed kunnen doen. In het kader van deze norm wordt als een overtreding beschouwd:
  30. het nalaten van het doen van melding bij het bevoegd gezag of indienen van een klacht bij het bondsbestuur, van een incident of situatie waarvan de begeleider getuige is of kennis van heeft en waarvan hij redelijkerwijs had moeten weten dat het om seksuele intimidatie gaat en er niet van had kunnen uitgaan dat een ander dit zou doen;
  31. het ontmoedigen of beletten van anderen (zoals een sporter of andere begeleider) om melding te doen of een klacht in te dienen, zoals onder a bedoeld;
  32. het niet meewerken aan het onderzoek van de commissie sportiviteit & respect of de tuchtprocedure die naar aanleiding van een klacht met betrekking tot seksuele intimidatie bij een tuchtorgaan aanhangig is en waartoe hij door dat tuchtorgaan is opgeroepen.
  33. De begeleider zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen geven met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen. In het kader van deze norm wordt als een overtreding beschouwd:
  34. de begeleider zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen aanbieden of geven met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen van erotische of seksuele aard;
  35. de begeleider accepteert geen erotische of seksuele tegenprestaties van de sporter als vergoeding voor het uitoefenen van de begeleiderstaak.
  36. De begeleider zal er actief op toezien dat deze regels door iedereen die betrokken is bij de sporter worden nageleefd. Indien hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze regels zal hij de betreffende persoon daarop aanspreken. In het kader van deze norm wordt als een overtreding beschouwd:
  37. het nalaten personen op hun gedrag aan te spreken die zich schuldig maken aan een vorm van seksuele intimidatie;
  38. het nalaten andere begeleiders op hun gedrag aan te spreken indien deze in het bijzijn van de begeleider of nadat de begeleider het ter ore komt, niet of onvoldoende ingrijpen of hebben ingegrepen bij een incident m.b.t. seksuele intimidatie.
  39. In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest hiervan te handelen.
  40. Het niet ingrijpen bij gedragingen of in situaties die, ondanks dat ze niet in deze gedragscode met name als verbod staan genoemd, toch de sociale veiligheid van de sportomgeving in termen van seksuele intimidatie of grensoverschrijdend gedrag bedreigen. In het kader van deze norm wordt als een overtreding beschouwd: het niet ingrijpen bij gedragingen of in situaties die, ondanks dat ze niet in deze gedragscode met name als verbod staan genoemd, toch de sociale veiligheid van de sportomgeving in termen van seksuele intimidatie of grensoverschrijdend gedrag bedreigen.
  41. Van een begeleider wordt in het bijzonder verwacht dat hij professioneel handelt en dat hij zich bewust is van zijn voorbeeldfunctie, dat wil zeggen dat hij handelt in overeenstemming met de geldende standaard en opleiding, waarbij het er niet toe doet of de begeleider al dan niet een vergoeding voor zijn begeleiding ontvangt.


Artikel 2.4 – Overtredingen


  1. Ongewenst gedrag als genoemd in artikel 2.1. en 2.2. en/of een overtreding van de gedragsregels genoemd in artikel 2.3. levert een overtreding op in de zin van dit reglement en kan op grond van dit reglement worden bestraft.
  2. Onder een overtreding wordt bovendien verstaan het gelegenheid bieden of aansporen tot, het vergemakkelijken van, of het behulpzaam zijn bij het begaan van een overtreding.
  3. Een overtreding is strafbaar indien er sprake is van opzet of van schuld in de zin van ernstige nalatigheid of onzorgvuldigheid aan de zijde van de beklaagde.


Artikel 3 - Commissie Sportiviteit & Respect


Artikel 3.1 - Instelling en samenstelling


  1. Door het bestuur is een commissie sportiviteit & respect ingesteld.
  2. De commissie sportiviteit & respect bestaat uit minimaal drie leden, waaronder een voorzitter.
  3. Leden van de commissie sportiviteit & respect worden benoemd door het bestuur.
  4. Een lid van de commissie sportiviteit & respect hoeft geen lid van DHC te zijn.
  5. Bij het samenstellen wordt er naar gestreefd om in de commissie sportiviteit & respect specifieke deskundigheid, zoals deskundigheid op het gebied van ongewenste omgangsvormen of juridische kennis zitting te laten hebben.


Artikel 3.2 - Taken


  1. De commissie sportiviteit & respect heeft tot taak om een melding van ongewenst gedrag te onderzoeken en het bestuur te adviseren over de afdoening daarvan, een en ander overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 7 van dit reglement.
  2. De voorzitter van de commissie sportiviteit & respect draagt de behandeling van een melding op aan twee leden van de commissie sportiviteit & respect. Deze twee, door de voorzitter aangewezen leden mogen niet zelf bij een melding betrokken zijn en geen persoonlijk belang hebben bij de afhandeling van de melding. Indien ten aanzien van één van de aangewezen leden feiten of omstandigheden bekend zijn die het vormen van een onpartijdig en/of onafhankelijk oordeel over de melding kunnen bemoeilijken, dan onttrekt dit lid zich aan de behandeling van die melding. Een aangewezen lid is verplicht dit te doen, indien de overige leden van de commissie sportiviteit & respect van oordeel zijn dat zulke feiten of omstandigheden zich ten aanzien van hem of haar voordoen. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter en, indien het de voorzitter betreft, het lid dat het langst in de commissie sportiviteit & respect zitting heeft.
  3. De leden van de commissie sportiviteit & respect zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hen met betrekking tot een melding inzake ongewenst gedrag ter kennis wordt gebracht, voor zover het gaat om gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs kunnen vermoeden. Deze verplichting tot geheimhouding geldt niet tegenover de vertrouwenspersoon. Ook geldt deze verplichting niet voor zover enig wettelijk voorschrift bekendmaking verplicht stelt.
  4. De commissie sportiviteit & respect houdt van alle meldingen een dossier bij. Het dossier omvat de op de klacht betrekking hebbende stukken, welke door de commissie sportiviteit & respect zijn opgevraagd, ontvangen, opgesteld en verzonden. De bewaring van de klachtendossiers geschiedt zodanig, dat onbevoegden geen toegang tot, dan wel inzage in de dossiers kunnen krijgen.


Artikel 3.3 Bevoegdheden


  1. De commissie sportiviteit & respect is bevoegd tot het inwinnen van al die informatie die voor een verantwoorde uitoefening van haar taak noodzakelijk is.
  2. De commissie sportiviteit & respect kan het bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren over het beleid inzake ongewenst gedrag binnen de sportorganisatie.


Artikel 4 - Vertrouwenspersoon


Artikel 4.1 – Aanstelling


  1. Door het bestuur is minimaal één vertrouwenspersoon aangesteld.


Artikel 4.2 - Taken en bevoegdheden


  1. De vertrouwenspersoon is aanspreekpunt en eerste opvang voor iedereen die met ongewenst gedrag geconfronteerd wordt.
  2. De vertrouwenspersoon heeft onder meer tot taak:
  3. het geven van informatie aan een betrokkene, een beklaagde en/of een melder over de te volgen procedure en de te nemen vervolgstappen in verband met een melding;
  4. het doorverwijzen naar de commissie sportiviteit & respect voor het doen van een melding en naar externe organisaties;
  5. het begeleiden van betrokkene bij het doen van een melding bij de commissie & respect.
  6. De vertrouwenspersoon neemt bij zijn werkzaamheden de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht en is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij in die hoedanigheid verneemt, met uitzondering van een als bedoeld in het volgende lid van dit artikel.
  7. Indien de vertrouwenspersoon oordeelt dat de veiligheid van een of meer leden van DHC in het geding is en/of dat sprake is van een ernstig strafbaar feit, dan kan de vertrouwenspersoon zijn verplichting tot vertrouwelijkheid opheffen en het bestuur inlichten. Het bestuur is verplicht om bij een vermoeden van een strafbaar feit aangifte te doen.
  8. De vertrouwenspersoon mag een melding niet zelf onderzoeken. Hij heeft wel recht op informatie over de status van het onderzoek.


Artikel 5 – melding van ongewenst gedrag


  1. Iedereen die meent dat jegens hem of haar sprake is van ongewenst gedrag door een persoon op wie dit reglement van toepassing is, kan hiervan melding doen bij de commissie sportiviteit & respect.
  2. Iedereen die een redelijk vermoeden heeft dat sprake is of is geweest van ongewenst gedrag, kan hiervan melding doen bij de commissie sportiviteit & respect.
  3. Het wedstrijdsecretariaat van DHC doet binnen een week melding bij de commissie sportiviteit & respect van ongewenst gedrag als bedoeld in artikel 2.1 sub c van dit reglement (rode en gele kaarten).
  4. Is het ongewenste gedrag gericht tegen een lid jonger dan zestien jaar, dan kan ook de wettelijk vertegenwoordiger een melding doen. Indien degene die een melding wil doen een verstandelijke, zintuiglijke of motorische beperking kent, of een mentor diens belangen behartigt, kan hij/zij de melding laten opstellen en indienen door de betreffende vertegenwoordiger en/of belangenbehartiger.
  5. Een melding wordt schriftelijk gedaan bij de commissie sportiviteit & respect, bij voorkeur via email.
  6. Een melding omvat tenminste:
  7. naam, adres, telefoonnummer en eventueel e-mailadres van de melder;
  8. indien melder niet de betrokkene is: naam, adres, telefoonnummer en eventueel e-mailadres van de betrokkene;
  9. naam en – indien mogelijk – adres, telefoonnummer en e-mailadres van de beklaagde;
  10. een beschrijving van het ongewenste gedrag waarover de melding wordt gedaan;
  11. de beschrijving van de handelingen die de melder reeds heeft ondernomen om tot een oplossing te komen.
  12. Indien een melding niet voldoet aan één of meer van de in lid 5 genoemde vereisten, wordt de melder in de gelegenheid gesteld het gesignaleerde verzuim te herstellen binnen een door de commissie sportiviteit & respect te stellen redelijke termijn.
  13. Anonieme meldingen worden niet in behandeling genomen.
  14. De melder is te allen tijde gerechtigd de melding in te trekken. De melder dient hiervan schriftelijk mededeling te doen aan de commissie sportiviteit & respect.
  15. Bij intrekking van de melding door de melder blijft de commissie sportiviteit & respect bevoegd onderzoek te doen naar de melding, de melding te beoordelen en/of anbevelingen aan het bestuur te doen. De melder wordt hiervan in kennis gesteld.


Artikel 6 - Behandeling van de melding


Artikel 6.1 - Ontvangst klacht


  1. De commissie sportiviteit & respect beslist of een melding in behandeling wordt genomen. De commissie sportiviteit & respect is niet verplicht een melding in behandeling te nemen of het onderzoek voort te zetten, indien:
  2. de melding, na overleg, niet voldoet aan de in artikel 5 genoemde vereisten;
  3. de melder bericht niet akkoord te gaan met de bepalingen van dit reglement;
  4. de termijn tussen de gedraging waarover de melding wordt gedaan en het doen van de melding naar het oordeel van de commissie sportiviteit & respect onredelijk lang is;
  5. de melding kennelijk ongegrond is en er aldus kennelijk geen sprake is van ongewenst gedrag c.q. van een strafbare overtreding van artikel 2.4 van dit reglement;
  6. het belang van de melder of het gewicht van de gedraging waarover wordt de melding wordt gedaan, kennelijk onvoldoende is;
  7. een melding over een gedraging die al eerder is voorgelegd of afgedaan door de commissie sportiviteit & respect;
  8. de melder geen (nadere) gegevens aan de commissie sportiviteit & respect verstrekt, dan wel geen toestemming verleent om informatie bij derden in te winnen, terwijl de commissie sportiviteit & respect van mening is dat deze informatie noodzakelijk is om een oordeel te kunnen geven over de klacht.
  9. Binnen een week na ontvangst van de melding deelt de commissie sportiviteit & respect melder mee of zij de melding in behandeling neemt. Indien de commissie sportiviteit & respect besluit om een melding niet (verder) in behandeling te nemen dan doet zij daarvan schriftelijk en gemotiveerd mededeling aan de melder en aan de beklaagde indien deze eerder al van de melding op de hoogte was gebracht.


Artikel 6.2 - Onderzoek door commissie sportiviteit & respect


  1. Indien een melding in behandeling wordt genomen onderzoekt de commissie sportiviteit & respect de gestelde feiten en omstandigheden.
  2. De beklaagde wordt op de hoogte gesteld van de melding en wordt in de gelegenheid gesteld om binnen een week – naar zijn of haar voorkeur – mondeling of schriftelijk te reageren op de melding. Zo nodig worden melder en beklaagde ieder afzonderlijk (nogmaals) gehoord. Wil de beklaagde niet worden gehoord, dan zet de commissie sportiviteit & respect haar onderzoek voort zonder rekening te (kunnen) houden met de toelichting van beklaagde.
  3. Indien de melding is ingediend door de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, wordt ook minderjarige gehoord, tenzij bijzondere omstandigheden - met name gelegen in het persoonlijke belang van de minderjarige - zich daartegen verzetten.
  4. De commissie sportiviteit & respect kan in het kader van het onderzoek leden, getuigen en/of deskundigen horen. Leden zijn gehouden de commissie sportiviteit & respect alle inlichtingen te verstrekken en hun medewerking te verlenen aan de werkzaamheden van de commissie sportiviteit & respect.
  5. Van het horen van melder, beklaagde en de in lid 3 genoemde personen wordt een schriftelijk verslag gemaakt.
  6. De commissie sportiviteit & respect gaat tijdens het onderzoek zorgvuldig om met de haar bekende feiten en omstandigheden. Derden worden niet verder ingelicht over hetgeen de commissie sportiviteit & respect weet dan dat strikt noodzakelijk is voor het horen van hen in het kader van het onderzoek. De commissie sportiviteit & respect kan op ieder moment partijen voorstellen de behandeling van de melding op te schorten om gedurende de opschorting partijen in de gelegenheid te stellen de melding alsnog in gezamenlijk overleg op te lossen. De commissie sportiviteit & respect kan partijen mediation (bemiddeling) voorstellen en partijen kunnen ook zelf de commissie sportiviteit & respect hierom verzoeken.
  7. De commissie sportiviteit & respect streeft ernaar haar onderzoek binnen een maand af te ronden.


Artikel 7 - Advies van commissie sportiviteit & respect aan bestuur


  1. Na afronding van het onderzoek stelt de commissie sportiviteit & respect uiterlijk binnen een week een schriftelijk en met redenen omkleed advies op aan het bestuur, waarin wordt geadviseerd over:
  2. de vraag of naar het oordeel van de commissie sportiviteit & respect sprake is van een strafbare overtreding zoals bedoeld in artikel 2.4 van dit reglement, en;
  3. indien zij oordeelt dat van een dergelijke overtreding sprake is, noodzakelijkheid en wenselijkheid van het opleggen van (een) (combinatie van) straf(fen) als bedoeld in artikel 10 aan de beklaagde.
  4. Van het advies ontvangen de melder en de beklaagde een afschrift.


Artikel 8 – Besluit van het bestuur


  1. Binnen twee weken na ontvangst van het advies van de commissie sportiviteit & respect als bedoeld in artikel 7 van dit reglement neemt het bestuur – met inachtneming van dat advies – een met redenen omkleed besluit of:
  2. sprake is van een strafbare overtreding als bedoeld in artikel 2.4 van dit reglement, en;
  3. (een) (combinatie van) straf(fen) als bedoeld in artikel 10 wordt opgelegd aan de beklaagde.
  4. Het bestuur kan een overtreding zonder strafoplegging afdoen. Het bestuur stelt beklaagde, de melder en de commissie sportiviteit & respect schriftelijk in kennis van haar besluit.


Artikel 9 – Bezwaar en bestuurlijke heroverweging


  1. Binnen twee weken na kennisgeving van het besluit van het bestuur kan een beklaagde daartegen schriftelijk en gemotiveerd bezwaar maken bij het bestuur.
  2. Binnen twee weken na ontvangst van het bezwaar geeft het bestuur – schriftelijk – te kennen of en, zo ja, in welk opzicht het bezwaar van beklaagde aanleiding geeft om haar oorspronkelijke besluit te heroverwegen en zo nodig te wijzigen of aan te vullen. Van dit definitieve besluit doet het bestuur ook mededeling aan de melder en de commissie sportiviteit & respect. Tegen de inhoud van dit definitieve besluit is geen bezwaar of beroep mogelijk.


Artikel 10 – Straffen


  1. Een straf is gericht op het voorkomen van herhaling en het herstel van de veiligheid met betrekking tot betrokkene en de omgeving waarin het ongewenste gedrag zich afspeelde.
  2. Een straf kan inhouden:
  3. een berisping;
  4. een geldboete van maximaal EUR 500,-;
  5. een speelverbod of het verbod tot begeleiden van een team van DHC voor één of meerdere wedstrijden en/of toernooien;
  6. het verbod om deel te nemen aan één of meer andere activiteiten van DHC voor een bepaalde termijn;
  7. ontzegging van de toegang tot het terrein van DHC voor een bepaalde termijn;
  8. het verbod om één of meer aan leden toegekende rechten uit te oefenen voor een bepaalde termijn;
  9. het verbod tot het uitoefenen van één of meerdere functies binnen DHC voor een bepaalde termijn;
  10. een alternatieve straf naar het inzicht van het bestuur ter (gedeeltelijke) vervanging van de opgelegde straffen onder a tot en met g;
  11. een combinatie van de straffen als beschreven onder a tot en met g;
  12. een ontzetting uit het lidmaatschap van DHC (royement).
  13. Met uitzondering van de berisping en de ontzetting uit het lidmaatschap kunnen de in lid 1 genoemde straffen geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd. Het voorwaardelijke gedeelte van een straf wordt aan een proeftijd van ten hoogste twee jaren gebonden.
  14. Indien de beklaagde binnen de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf weer een overtreding van dit reglement begaat, kan het bestuur beslissen het voorwaardelijke gedeelte alsnog in een onvoorwaardelijke straf om te zetten en daarnaast een straf op te leggen voor de nieuwe overtreding.
  15. Bij het opleggen van een straf kan het bestuur rekening houden met de situatie die na het beëindigen van de straf tussen partijen kan ontstaan. Het bestuur kan, indien dit ten tijde van de strafoplegging mogelijk is, aangeven op welke wijze de beklaagde zich tegenover betrokkene na het ondergaan van de straf moet gedragen of welke beperkingen gewenst zijn om te voorkomen dat partijen elkaar ontmoeten. Hiervan wordt in het besluit mededeling gedaan.
  16. Behalve bij een berisping, leidt een besluit dat sprake is van een overtreding met betrekking tot seksuele intimidatie tot registratie van de persoonsgegevens van beklaagde in het registratiesysteem seksuele intimidatie van NOC*NSF, zulks met inachtneming van het daarvoor geldende reglement van NOC*NSF. De secretaris van het bestuur doet de opgave van bedoelde tuchtrechtelijke veroordeling aan de houder van het registratiesysteem. Registratie vindt niet plaats indien de beklaagde de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, tenzij sprake is van een strafrechtelijke veroordeling in welk geval ook veroordeelden jonger dan 16 jaar worden opgenomen in het registratiesysteem.


Artikel 11 – Tenuitvoerlegging van de straf


  1. Het bestuur ziet toe op de tenuitvoerlegging van straffen.
  2. De beklaagde, andere leden en commissies van DHC zijn verplicht hun medewerking aan de tenuitvoerlegging van een straf te verlenen.
  3. De straf wordt ten uitvoer gelegd na de kennisgeving van het besluit als bedoeld in artikel 8 lid 3 van dit reglement. Het instellen van bezwaar tegen een besluit ex artikel 8 van dit reglement schort de tenuitvoerlegging van een straf niet op, tenzij in het besluit anders is bepaald.
  4. Met uitzondering van de berisping, kan het bestuur in bijzondere gevallen nadat ten minste twee derde van een straf is ondergaan, na een schriftelijk verzoek van de beklaagde het restant van de straf kwijtschelden. Het bestuur kan aan het kwijtschelden van bedoeld restant voorwaarden verbinden, nadat het bestuur ter zake van het kwijtschelden en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de commissie sportiviteit & respect.


Artikel 12 - Ordemaatregel


  1. Indien dit voor het welzijn van een betrokkene en/of één of meer derden noodzakelijk is, of indien er voor de betrokkene en/of één of meer derden sprake is van een onhoudbare situatie, kan het bestuur een ordemaatregel nemen door aan beklaagde met onmiddellijke ingang een tijdelijke beperking van de bewegingsvrijheid op te leggen inzake rechten, taken, functie(s), contacten en/of locatie(s).
  2. De ordemaatregel van het bestuur is geen tuchtrechtelijke straf maar een bestuurlijke maatregel om de orde en de veiligheid van de sportbeoefenaren te waarborgen.
  3. De ordemaatregel kan ook worden genomen indien nog geen melding over ongewenst gedrag is ingediend.
  4. De ordemaatregel vervalt indien:
  5. zes weken na de oplegging ervan geen melding van ongewenst gedrag is gedaan;
  6. de melding niet in behandeling wordt genomen door de commissie sportiviteit & respect;
  7. de melding wordt ingetrokken;
  8. ingevolge dit reglement een straf is opgelegd.
  9. De ordemaatregel kan eveneens worden genomen naar aanleiding van een strafrechtelijke klacht bij de politie aangaande seksueel grensoverschrijdend gedrag, ongeacht of er een melding is gedaan.
  10. Van een door het bestuur genomen ordemaatregel staat geen beroep open.
  11. Het bestuur kan de ordemaatregel ook nemen op basis van een verzoek daartoe door de vertrouwenspersoon of de commissie sportiviteit & respect.


Artikel 13 - Termijnen


  1. De commissie sportiviteit & respect en het bestuur zijn te allen tijde bevoegd van de in dit reglement opgenomen termijnen af te wijken. Zij doen hiervan met reden omkleed mededeling aan de betrokken partijen, onder vermelding van een nieuwe termijn.
  2. Indien de commissie sportiviteit & respect en het bestuur van oordeel zijn dat behandeling van de melding een spoedeisend karakter heeft, dan kunnen zij de in dit reglement genoemde termijnen bekorten.


Artikel 14 - Wijziging reglement ongewenst gedrag


  1. Dit reglement kan worden gewijzigd door de algemene vergadering van DHC bij gewone meerderheid van stemmen.
  2. Het besluit tot wijziging treedt in werking de dag na de algemene ledenvergadering waarin het besluit is genomen, tenzij de algemene vergadering een later tijdstip vaststelt.


Artikel 15 - Slotbepaling


  1. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
Share by: